Stijlorenrijk
Stijlorenrijk
Carnaval op de Markt Etten-Leur
Een spetterend buitencarnaval voor alle inwoners van Etten-Leur. Samen carnaval vieren, genieten van leut en creativiteit en laagdrempelig elkaar ontmoeten. Oude vertrouwde elementen van het carnaval koppelen aan nieuwe concepten, carnaval in Etten-Leur een impuls geven! Daar zet Stichting Carnaval op de Markt zich voor in!
Stichting Carnaval op de Markt is een opzichzelfstaande stichting die zich tot doel gesteld het carnaval in Etten-Leur te promoten. Dit doen we door van vrijdagmiddag tot maandagavond een buitencarnaval mogelijk te maken. Door carnaval naar buiten te brengen haken we aan op een bredere trend (zie o.a. Breda, Tilburg, Den Bosch, Bergen-op-Zoom) en door de gebruiken (intocht, optredens Prins, optocht etc.) meer openbaar te beleven menen we de traditie van carnaval voor een breder publiek herkenbaar te maken. We zijn ervan overtuigd dat het carnavalsfeest zo ook voor komende generaties aansprekend blijft.
-
Het prille beginIn het jaar 1952 neemt Heemkunde Kring “Jan Uten Houte” het initiatief om carnaval als folkloristisch verschijnsel te gaan beoefenen in eigen plaats. De wieg van het Ettens carnaval stond in het “Neerlandsch Koffiehuis”, toen bekend als “t cafe van Jantje Leijten. Personen als Simon Dresens, Pierre Tempelaars, Ko Gobbens en Jet van Ierssel kunnen min of meer gezien worden als de oprichters van het Ettens Carnaval, die in 1952 hiermee, weliswaar op zeer bescheiden schaal, zijn begonnen (Bron: citaat uit het boek 33-jaar “Stijloren”). In 1973 hebben “de Stijloren” zich officieel geformeerd tot Stichting Carnaval “de Stijloren”. In de jaren daarna zijn “de Stijloren” gegroeid tot een graag geziene gast binnen het Etten-Leurs carnavalsgebeuren, waarbij het accent, voornamelijk ligt op Etten. Uitzonderingen zijn natuurlijk een aantal gezamenlijke activiteiten met onze buren van het Zwaajgat, “de Leurse Leut” en als gast op feesten van derden.
-
Residentie(s)Er zijn van die momenten die je niet snel vergeet, die draag je de rest van je leven met je mee. Dat je voor het eerst een pilske mocht drinken bij t café van Jantje Leijten (Neerlandsch Koffyhuis). Dat je voor het eerst (zonder je ouders) carnaval ging vieren bij Gerrit en Cor Roovers van Café De Sportvriend. Dat je vriendschappen sluit met andere feestvierders in Café De Brouwer tijdens carnaval. Maar ook het moment dat je bij Marktzicht in november 2018 al weer voor het 11de achtereenvolgende jaar in de polonaise loopt tijdens carnaval! Door de jaren heen hebben De Stijloren verschillende thuishavens / residenties gehad: Café Zaal De Brouwer (Officiële Residentie 1952 - 2007) Johan en Netty van de Logt Bisschopsmolenstraat 34, Etten Café Zaal Marktzicht (Officiële Residentie 2007 - heden) Jacques en Miep Veraart Markt 50, Etten Behalve bij de officiële residenties hebben de Stijloren ook vele herinneringen aan andere oude café's waar het vroeger allemaal is begonnen of waar we vrijwel dagelijks over de vloer kwamen: Neerlandsch Koffyhuis – Jantje Leijten Markt 23, Etten Café Zaal De Sportvriend - Gerrit en Cor Roovers Zundertseweg 38, Etten
-
Ètte n'èn z'nne naomBron: Frans Verschuren (op z'n Ettes) Tusse 1200 èn 1250 begonne z'aon de wèstkaant van Breejdao aon de jiste ontgienninge. De ouwe kèrn van Ètte, "De Banakker" laag tusse de Niestraot, 't Meulenèènd, de Mart en de Stationsstraot, zo amme die nou kènne. Di gebied laag wa woogger èn waar goeie grond, mjeestal weie. Rommetom waar 't vurnaomelijk veengebied èn eigrond. "Etting" "Etten" of "Etsel" waar iêr n'n jeele gewoonne naom vur wei, nèt as in jil West-Braobaant In 1261 komt de naom "Ette" vur d'n jeeste kjeer geschreeve vur. In 't middelneederlaans kènne we "Ette" as: "'t laote beweie, het laote afgraoze van". D'r waare d'r wook die "Hette " zeeje. Dan snapte gelijk wook de benaoming "etgras" as 't twjeede gras da nie wor gemaaid, mar asnog begraosd wordt. In ouwe taole kènne me: "etja" as "eete" (oud noors) en "fra-atjan" as "voedsel uitdjeele" (gotisch). Dus "Ette" aar van jistafaon de betjeekenis van "Eete". "IJ kom van Ette èn ij wit van niks" Ette n'aar al vanaf 1267 'n eigeste scheepebaank èn eigeste rechsreegels. 't Gebied waar grwoot èn aar aon de buitenkaant wook miender goeie stukke grond. Wook woonde n'r lui die 't meej de reegels nie zwoo naauw noome. As ze vur de rechter stonne, dan wier d'r nog allis gezeed da ze tjeen èn aander niemer wiesse. Zwoo konde van Ette komme, èn van niks weete. Stijloor of steiloor. Op de Leur staot de piespot vur de deur. In Ette eete ze luize meej gouwe kette.
-
De naam "Stijloor""Bron: boek 33-jaar Stijloren Origineel uit: "De Klokken van Etten-Leur", d.d. 19-2-1972,door A. van Esch. Degenen, die ons dorp als woonplaats hebben gekozen - het is hier immers goed leven, wonen en werken! - zullen zich misschien wel afgevraagd hebben, waar nu toch die naam "stijloren" vandaan komt. Dit woord leest men in de carnavalskrant en hoort men in de tijd van carnaval ook vaak uitspreken. Deze naam, geschreven met een lange ij, is de zogenaamde bijnaam van degenen, die in het oude Etten woont; het is helemaal geen scheldnaam; men zou deze naam als een soort erenaam kunnen beschouwen. We kennen allemaal het woord "steil", hetwelk verschillende betekenissen heeft, zoals: van sterk hellend, sterk oplopend of afdalend. van (over wind gesproken) sterk, hard stijf. in ons Zuiden van (van de ogen, de blik) strak, star, zonder afwijken van star, bekrompen (b.v. een strenge gelovige). van stroef, hard en streng. We kennen ook het woordje "steiloor", wat twee betekenissen heeft nl.: van een dier, met rechtopstaande oren, in het bijzonder betrekking hebbend op een ezel. van een stijfkop, een pedant. Wanneer - zoals velen willen beweren - de bijnaam steiloor in deze laatste betekenis is bedoeld, dan moeten we de naam met een korte "ei" schrijven en is dus de schrijfwijze in de carnavalskrant fout. Deze betekenis zal men er echter wel niet aan wensen te geven. Gelukkig bestaat er nog een ander woordjes "stijl", met een zogenaamde lange "ij", dat de navolgende betekenis heeft: een overeind staande, in de bodem vastgezette paal of balk; de schrijfwijze: de manier van handelen. Van dit woord "stijl" is m.i. ook het woord "stijloor"gevormd, waarmee dan de Ettenaren betiteld worden. Hoe dat zo? In vroeger tijden - 80 jaar en meer geleden - dorste men het graan nog met de vleugel. Twee, drie, vier of meer personen sloegen met de vlegel, niet tegelijk, maar ieder afzonderlijk, op de over de dorsvloer uitgespreidde korenhalmen. Men zong daarbij gewoonlijk een lied, om "de slag" er in te houden, zoals men dat noemde. Bij dit werk had men gewoonlijk ook een klein knechtje, dat moest zorgen, dat de losgemaakte schoven goed bleven liggen tijdens dit "vlegelen". Hij moest er ook voor zorgen dat tijdens dit dorsen de zogenaamde "wissen", dit zijn de banden, waarmee men de schoven gebonden had en die niet mee werden gedorst, van hun graankorrels werden ontdaan. Dit deed de jongeman, vaak nog slechts een schooljongen, dan door deze "wissen" te slaan tegen een van de vele stijlen, die in de schuur stonden om het dak te schragen. (Bij de oude boerderijen ruste het dak niet op de muren, doch op de stijlen). Dit werk van die jongen noemde men "stijloren": men sprak dan - zoals oudere mensen mij vertelden - van: "Allée Pietje, ga eens gauw aan 't stijloren". Nu werd zulk een jongeman ook al spoedig genoemd: "De Stijloor". (Waar blijft onze stijloor nu?) Zoals mij werd verteld, ging men met de vlegel tweemaal over het uitgespreide stro (men noemde dat "het bed", waarvan de halmen over elkaar waren gelegd. Wanneer men er nu één keer daarover was geweest, dan werd het jonge knechtje geroepen, om met een houten gaffel onder de halmen door te gaan en deze aldus een keer op te schudden, zoals men dat noemde. Deze houten gaffel noemde men indertijd ook "de stijloor", verband houdend met "stijloren", zoals dat boven is uiteengezet. Deze eikenhouten gaffels werden in onze Gemeente zeer veel gemaakt. Dat was logisch, want men had hier ontzettend veel schaarhout, niet alleen in de bossen, doch ook langs velden en wegen. Van dat eikenschaarhout werden deze gaffels gemaakt. Op de wekelijkse markt in Etten werden deze gaffels te koop aangeboden. Men kon deze gaffels ook nergens anders kopen. Is het dan zó moeilijk, om deze naam via het knechtje "de stijloor" en via de houten gaffel, die men ook stijloor noemde, dan te geven aanalle inwoners van Etten! En dan is het helemaal geen scheldnaam en ook geen "aangeven" van een slechte eigenschap van de Ettenaren, in dit geval van stijfkoppigheid. Is een Ettenaar eigenlijk wel stijfkoppig! Als vreemdeling komend in Etten-Leur merkt men van deze stijfkoppigheid niets en geen enkele psycholoog zal enige stijfkoppigheid aan de autochtone Ettenaren toekennen. Wij blijven er echter bij, dat "Stijloor" niets te maken heeft met stijfkoppigheid en dat het is afgeleid van het "stijloren" en van de "stijloor" als gaffel. Leo Michels, eertijds professor aan de Universiteit in Nijmegen, vond dit ook de meest voor de hand liggende verklaring.
-
Enkele verklaringen van het woord carnavalBron: Frans Verschuren (op z'n Ettes) Waor komt da woord nou feitelijk vandaon? D'r zčn tweejerlei uitlččge. Tenjeeste: Karreneval kom van 't latijn: "Carnem Levare". Carnem is vljees, en Levare betjeeket wčgneeme n'of ontouwe. Wij motte n'ons van 't vljees onthouwe. Zoas wij da zččge "Gin vljees eete." "Da wordt dus Vaste!". As da teege n'oe gezeed wordt, is 't jil mččnselijk da g'in oew eige dččnkt: "Dan mot ik 't 'r van te veure noggis gaauw eevekes van neeme Čn da's nou 't Karreneval vięre. De aandere betjeekenis zou kunne komme van : "Carrus Navalis"., wook wir Latijn. Carrus is Kar of waoge, čn Navalis betjeeket: de Schepen betreffend. 'n Schip op wiele dus. Jil vroeger aare de Gčrmaone n'al de gewoonte, om meej zo'n schip meej wiele d'r onder rond te rije, om tot de góde te bidde, vur de blijvende bevaorbaorčd van de rivięre. In laotere tijd, in de middeljeeuwe, waar 't de gwoonte bij bepaolde gildes, bevobbeld " 't Zottegilde", om zo'n Scheepskar in d'n optocht mee te voęre. Daorin wiere dan spottend alderlei mččnse naogedaon čn vur gčk gezčt, vural de wooge peswoone, zoas de pestoor , d'n bųrger of de pliessie. Da Gilde jitte trouwes "Het Gilde van de Blauwe Schuit " Jeroen Bosch, ne kûnstschilder rond 1500, ee d'is zo'nnen bwoot geschilderd. 'T "Narrenschip"; vol meej, zuipende, vekleede čn ziengende mččnse. Kčkt is nor d'n dag van vandaog, dan zičmme waor a da kwččke n'čn zuipe, vekleeje n'čn meziek maoke, vandaon komme. Da zčn dus gewoontes van jil vroeger. Agge "Van de Blaauwe Schuit" zčt, dan drienkte veul, čn agge "Van de Blaauwe Knwoop" zčt dan glad nie. Ge kčk mar wa van pas komt. Staode nor d'n optocht te kijke, zoekte mar is nor Priens Karreneval. Die ziede in 'nne grwoote waoge rije die mjeestal op n'n bwoot lčkt.